Hij lacht zo hard om m’n verbazing, dat ik alleen maar voluit mee kan lachen, waardoor de telefoonverbinding het even niet aan kan.
“Jij bent gezegend!”, dat zei hij, een jonge moslim, die de donkerste kant van de islam door en door kent, tegen mij, zeker geen moslima en verder ook tamelijk ongelovig. Hij meende het oprecht en zei het met voelbaar respect.
We spreken elkaar af en toe in alle openheid en reageren dan uit wederzijdse nieuwsgierigheid op elkaars ervaringen. Ah, Gods wegen zijn ondoorgrondelijk en daar geniet ik dan maar gewoon van, hahaha!
Dit keer had ik een verhaal. Ik vertelde dat ik op 6-jarige leeftijd ineens voorvoelde dat ik samen met m’n 3 jaar oudere buurjongen iets bijzonders zou gaan doen. En dat ik dat zelfs, op precies dat verrassende moment, in al m’n kinderlijke onschuld en impulsiviteit, tegen z’n moeder heb gezegd: “Hij en ik, wij gaan later... ”. Maar voor dat bijzondere, toch ook wat grote en vreemde gevoel had ik destijds geen woorden, waardoor ik, na enige aarzeling, toch maar: “… met elkaar trouwen?” zei. Ze keek verbaasd en lachte vriendelijk.
Getrouwd werd er niet, maar er bleef wel 50 jaar lang een zekere alertheid. We hebben elkaar steeds net niet helemaal uit het oog verloren, maar waren ook nooit langer dan twee uur in dezelfde ruimte, vaak zonder elkaar te spreken. Tot een jaar geleden.
Er was een aanleiding voor meer contact, er was een plan, er was een deel van de uitvoering en toen er was ook nog corona. Nadat de grenzen weer wat open gingen hadden we ineens, in een buitenland, als de kroon op een jaar lang overleg, een week lang 24 uur per dag met elkaar te maken.
Het woord dat ik als 6-jarige zocht, maar nog niet kende, was ver-trouwen. "Hij en ik, wij gaan elkaar later ver-trouwen!", dat was wat ik toen bedoelde. Er was namelijk een grenzeloos vertrouwen in elkaar nodig, om toch vooral maar dat, wat in de beleving van een 6-jarige ‘bijzonder, groot en vreemd’ was, af te kunnen ronden. En dat alles lukte wonderwel, waardoor er flink wat vrolijkheid was.
Op de terugreis herinner ik me de slotscène van de verfilming van ‘The unbearable lightness of being / De ondraaglijke lichtheid van het bestaan’ van Milan Kundera. Onze taak lijkt na een halve eeuw volbracht. Zullen wij nu, net zoals in die film, met z’n tweetjes in een auto, oplossen in de mist? Even dient dat moment zich aan, maar we vliegen toch nèt niet de eeuwigheid in. Jammer of niet?
We kijken elkaar aan, halen tegelijkertijd opgelucht adem, waarna ik een gevoel van grote dankbaarheid ervaar. En dan is er die grijns, een grijns die niet meer van m’n gezicht wil. Ik word ter plekke in een herinnering gezogen en begrijp het ein-de-lijk!
“Hop hop, haal je touwtjes eens op!”. Ze brengt haar hoofd vlak bij me en kijkt me wat bozig aan, mijn oma, waarbij haar stoppels even tot stilstand komen. “Nou, hup, nu vrolijk kijken, hoor!”, gromt ze en ze maakt het bekende gebaar.
Ze doet bij elke ontmoeting meerdere malen alsof er haakjes aan m’n mondhoeken vastzitten, aan touwtjes, die over m’n oren naar beneden lopen en waaraan je ergens bij m’n kin zou kunnen trekken. Een beetje zoals bij een trekpop: touwtjes naar beneden = mondhoeken omhoog.
En laat ik nu al die tijd gedacht hebben dat die mondhoeken omhoog zouden gaan door blijdschap! Van alles heb ik gedaan om blij te worden, maar het werkte altijd maar kort. En door te doen alsof ik blij was, walgde ik van zo van mezelf dat ik er flink chagrijnig van werd.
En nu… ik voel iets wat die mondhoeken, niet van buitenaf maar van binnenuit, letterlijk omhoog stuwt! Er borrelen en bruisen uit de diepte weldadige gevoelens op van intense dankbaarheid! Dankbaarheid voor de goede afloop van de klus. Dankbaarheid voor de bijzondere samenwerking. Dankbaarheid voor het niet plotseling oplossen in de eeuwigheid. Dankbaarheid voor nieuwe en hernieuwde vriendschappen. Dankbaarheid voor alle zichtbare, maar ook onzichtbare hulp. Dankbaarheid voor al het vertrouwen. Dankbaarheid voor het leven, zoals het zich steeds weer in al haar wonderlijke complexiteit voordoet.
En daar is dan die grijns, met het inzicht: die ‘touwtjes’ zitten niet aan de buitenkant, maar aan de binnenkant! En die touwtjes komen in beweging door gevoelens van dankbaarheid! Hoe intenser de dankbaarheid, hoe meer er aan die touwtjes getrokken lijkt te worden, hoe meer die mondhoeken omhoog gaan, die daarna bovendien als vanzelf op 'standje vrolijk' blijven staan! Goh, oma heeft dat vast nooit zelf ontdekt.
We grinniken nog wat na door de telefoon, de moslim en ik. Je zou deze les in dankbaarheid een zegening (zijn visie) kunnen noemen, maar het kan net zo goed gewoon puur toeval (mijn visie) zijn.
Ondanks onze wel heel verschillende perspectieven vinden we elkaar op het vlak van intra-religiositeit. Je hoeft immers de top van een berg niet persé gezien te hebben om te weten dàt er een top is. En met een open mind weet je dat die ene top er dan vanuit elk perspectief weer heel anders uit kan zien: een beetje rotsig aan de ene kant, een grashelling vol met bloemetjes aan de andere kant...
We zijn het roerend met elkaar eens dat iedereen, op z’n eigen weggetje, op z’n eigen tempo en eigen manier, met of zonder oma, het effect van dankbaarheid kan ontdekken. En wat zou het mooi zijn als die dankbaarheid bij iedereen tot diezelfde, al op mijlen afstand zichtbare en hoorbare, verbindende vrolijkheid leidt.
Leestip:
Edel Maex: "Waar ik van droom", over natuurlijke (intra-)religiositeit